Vanmorgen ging mijn vriend Richard stemmen op het Columbusplein in Amsterdam West. Tot zijn verbazing stond er een rij voor de tafels waar je op vertoon van je identiteitsbewijs je stembiljetten krijgt. Twee Hollandse vrouwen gingen hem voor. Hun kroost omcirkelde al rennend en vliegend de rij. Achter hem een wat oudere man die er duidelijk geen zin in had, “maar toch zijn plicht als brave burger voldeed”. “Waarom staan we hier eigenlijk?!”, vroeg de ene vrouw zich hardop af. Ze droeg haar legging hoog in de taille en trok hem af en toe aan de knieën op zodat de stof daar wat uithing. “Geen idee”, zei de ander, “ik ga voor mijn man, die heeft me gemachtigd”. Ze wappert het machtigingsformulier in de lucht. “Weet jij al waar je op gaat stemmen?” Een van de kinderen kruipt tussen de paarse legging benen en roept “op de partij voor de dieren toch, mama?!” “Ja schat, ik wil ook dat de kinderboerderij blijft”, stelt de moeder hem gerust.

Dan zijn de dames aan de beurt. Na een uitgebreide controle ontvangen zij maar liefst acht stembiljetten. “Wat een stapel!”, een vlaag van paniek klinkt door de stem van de dame. De vrouw met de paarse legging loopt kordaat naar een stemhokje, haar vriendin gaat in het stemhokje links van haar. “Gewoon op de bovenste stemmen, en dan die partij met die grote letters.” Roept de vrouw in het rechter stemhokje naar de vrouw in het linker stemhokje. “OK”. Het is even stil. “Maar wat moet ik met die gele doen dan?”

Ondertussen worden het de mannen van het stembureau teveel; “Dames, U kan elkaar beter niet beïnvloeden tijdens het stemmen, U moet zelf kiezen”, probeert de man voorzichtig. “Ach wat een onzin, dat hebben we toch allang gedaan!” “Ja, maar liever niet IN het stemhokje”. De vrouwen buigen zich weer over hun stembiljet. De kinderen vermaken zich door kiekeboe te spelen om de afschermingen, de grijze constructie wankelt vervaarlijk.

“Die gele is voor lokaal.” De bestuurscommissie, die het gat wat de stadsdelen achterlaten gaat opvullen blijkt pas écht lokaal te zijn. Intussen moppert de man achter mijn vriend Richard, “hoe lang kan zoiets duren?” Dan slaakt de dame in het linker stemhokje ineens een gil, “De Piraten Partij!” “Die bestaat echt?!” “Daar ga ik op stemmen, dat klinkt goed!” De vrouw met de legging lacht, “is goed Ria, doe maar wat jij wilt”. Richard vraagt zich af of de piratenpartij een jeugdroom doet herleven of dat ze daadwerkelijk strategisch kiezen om een “anti-establishment stem” uit te brengen.

Hoe het ook zij, de dames geven een interessant inkijkje in de hun persoonlijke gedachtegang. Zonder gêne delen zij hun desinteresse in de lokale politiek. Je kunt je afvragen, waarom zijn ze er dan? Waarom nemen ze überhaupt de moeite om hun kroost aan te kleden en de kinderwagens naar het stemlokaal te rollen? Is onze democratische plicht zo goed geïnternaliseerd dat deze vrouwen een staaltje burgerschap vertonen waar je u tegen zegt? Eén die men misschien niet begrijpt, of erger, niet waardeert, maar die misschien wel laat zien dat de Nederlandse kiezer onderdeel wenst uit te maken van onze representatieve democratie. Goed overwogen of niet, dit is democratie. Ik hoop voor het beste en wens de piratenpartij succes.